Het trainen van honden voor bijtwerk is wereldwijd een gebruikelijke praktijk, zowel voor sportdisciplines zoals IGP/IPO als voor belangrijke taken binnen defensie en politie. Deze honden spelen een cruciale rol in de samenleving en hun training is een complex proces waarbij balans tussen werkdrift, controle en motivatie essentieel is. Beter gekend als “werkhonden”. Maar zijn werkhonden in wezen niet hetzelfde dier dan de gewone huishond? Wat maakt ze anders? Wat maakt dat deze honden een andere aanpak nodig hebben?
Werkhonden. Wie zijn ze, wat drijft ze….
Laten we even kijken naar de definitie van werkhonden:
Werkhonden worden vaak geselecteerd op basis van hun werkdrift, intelligentie en trainbaarheid. Ze hebben meestal een hoge motivatie om te werken en hebben specifieke temperamentkenmerken die hen geschikt maken voor hun rol. Door jarenlang te fokken op deze kenmerken zijn we tot een hond gekomen die uiterst trainbaar en leergierig zijn, zoals Duitse Herders of Belgische Malinois.
Kenners van het ras menen dat deze honden een andere, vaak hardere aanpak nodig hebben dan pakweg een labradoodle. Laten we even kijken wat de wetenschap zegt, en vanwaar deze misopvatting komt.
Een harde hand is namelijk zelden of nooit nodig, een positieve methode vraagt wel om voldoende nieuwe en wetenschappelijke kennis. En daar knelt vaak het schoentje.
“Als een hond niet doet wat je wilt, is het goed om eerst kritisch naar je eigen vaardigheden te kijken en te onderzoeken wat de motivatie van de hond is,”
Het is al enige tijd duidelijk dat het trainen van honden op een andere manier kan en moet. Gelukkig worden tegenwoordig in België en Nederland steeds meer cursussen aangeboden die nieuwe inzichten en trainingsmethodieken delen met mensen die jarenlang op een meer “ouderwetse manier” hebben getraind. Hoewel het aanpassen van deze methoden niet altijd eenvoudig is, vooral voor diegenen die successen hebben behaald met fysieke correcties, zijn de voordelen van positieve training, in vergelijking met het gebruik van correcties, inmiddels bewezen.
In een studie van Dreschel et al. (2009) werd aangetoond dat honden in stressvolle situaties, zoals bijtwerk, hogere cortisolniveaus vertoonden, wat samenhangt met opwinding en stress. Deze fysiologische reacties kunnen echter worden beheerst met trainingsmethoden die gericht zijn op zelfcontrole en het bevorderen van focus.
Een veelvoorkomend misverstand is dat positieve training langer zou duren, en niet voldoende werkt. In werkelijkheid leren honden via positieve bekrachtiging sneller wat er van hen verwacht wordt, omdat ze meer openstaan voor het leerproces. Dit heeft ertoe geleid dat steeds meer trainers overstappen op positieve methoden in hondentraining. Ik zie gelukkig in mijn praktijk steeds meer mensen, zowel trainers als hondeneigenaars de overstap maken. Ze zijn vaak verrast dat het ook “op die manier kan”, wat een positieve ontwikkeling is voor zowel de honden als de trainers.
Werkdrift versus Opwinding
Om de effectiviteit van positieve bekrachtiging te begrijpen, is het belangrijk om het verschil tussen werkdrift en opwinding te kennen.
Werkdrift verwijst naar de aangeboren motivatie van honden om te werken, zoals bij herdershonden en retrievers, en is gekoppeld aan focus en mentale betrokkenheid.
Opwinding daarentegen is een emotionele staat waarbij een hond minder controle heeft over zijn impulsen en hierdoor ongecontroleerd kan reageren.
Bij bijtwerk kan extreme opwinding ertoe leiden dat honden moeite hebben om op commando los te laten. Wetenschappelijk onderzoek, zoals dat van Dreschel et al. (2009), toont aan dat stressvolle situaties leiden tot verhoogde cortisolniveaus, wat verband houdt met opwinding. Het gebruik van positieve bekrachtiging kan honden helpen om zelfbeheersing te ontwikkelen, zelfs in situaties van hoge spanning.
Wetenschappelijke studies tonen aan dat werkdrift en opwinding door verschillende systemen in de hersenen worden gereguleerd. De Reinforcement Sensitivity Theory (RST) laat zien dat werkdrift wordt gestuurd door beloningsgericht gedrag, terwijl opwinding wordt geactiveerd door het Fight-Flight-Freeze-systeem (FFFS), dat in werking treedt bij stressvolle situaties. Dit betekent dat een hond in een staat van werkdrift kan functioneren zonder dat dit leidt tot ongecontroleerde opwinding. Het doel van effectieve training moet zijn om de hond in een hoge werkdrift te laten werken, zonder dat de opwinding de overhand neemt.
Een veelvoorkomende fout in de traditionele aanpak van training, vaak ook bij bijtwerk, is het verkeerd conditioneren van de hond. In de opbouw van de training worden jonge honden vaak langdurig geplaagd door een pakwerker, terwijl er wordt geroepen en het geluid van schoten worden toegevoegd. Deze combinatie leert de hond dat dergelijke signalen een teken zijn om in de lijn te hangen en zich op te winden, wat later problemen veroorzaakt wanneer de hond in vergelijkbare situaties rustig moet blijven liggen. Als de hond vervolgens moet leren om af te blijven, leidt dit vaak tot zware fysieke correcties, wat niet alleen inefficiënt, maar ook schadelijk is voor de hond.
De gevaren van fysieke correcties
Fysieke correcties brengen aanzienlijke risico’s met zich mee. Naast mogelijke fysieke schade kunnen ze leiden tot toenemende agressie. Redirectie-agressie, waarbij de hond zijn frustratie op de eigenaar richt, is een veelvoorkomend gevolg van het gebruik van pijn of intimidatie. Vroeger werd fysieke correctie vaak als normaal beschouwd, deels door een beperkt begrip van emoties en cognitie.
Het was bijvoorbeeld niet ongewoon om een hond bij het nekvel te grijpen of een puppy met een opgerolde krant te slaan. Echter, met de toename van kennis over leerprocessen, emoties en de nadelen van fysieke straf is er gelukkig een verschuiving ontstaan naar positieve methoden.Â
Gelukkig is er een groeiende beweging binnen de hondentraining die zich richt op positieve bekrachtiging. Trainers zoals voormalig militaire Steve White en Bob Eden, oprichter van de K9 Academy for Law Enforcement, hebben aangetoond dat positieve methoden net zo effectief zijn, zo niet effectiever, in het trainen van belangrijke vaardigheden zoals bijvoorbeeld het “los” commando bij bijtwerk. Critici die geloven dat correcties nodig zijn om honden te leren loslaten, onderschatten de effectiviteit van positieve bekrachtiging.
Bij honden die niet loslaten tijdens bijtwerk is het vaak niet een gebrek aan training met correctie, maar eerder een te hoge staat van opwinding die het probleem veroorzaakt. Dit komt vaak voor bij honden die fysiek en mentaal overprikkeld raken door de intensiteit van het werk. Positieve trainingstechnieken hebben echter aangetoond zelfcontrole effectief te bevorderen, wat helpt om opwinding te beheersen.
Impulscontrole
Het idee dat honden niet kunnen leren loslaten met alleen positieve bekrachtiging is achterhaald. Positieve bekrachtiging, waarbij gewenst gedrag wordt beloond, is effectief gebleken in het aanleren van zelfcontrole, zelfs in situaties waarin de hond opgewonden is. Door het consequent belonen van het commando “los”, leert de hond dat loslaten van bijvoorbeeld een bijtmouw leidt tot een beloning. Hierdoor ontstaat een gedragsketen waarbij de hond leert om het commando te associëren met een positieve uitkomst.
Uit het onderzoek van Meyer en Ladewig (2008) blijkt dat honden die getraind zijn met positieve bekrachtiging, minder stress ervaren en een betere impulscontrole hebben dan honden die getraind zijn met straf. Dit ondersteunt het idee dat honden, ook in uitdagende situaties zoals bijtwerk, adequaat kunnen reageren wanneer ze via positieve methoden worden getraind.
Bronnen:
1. Gray, J. A., & McNaughton, N. (2000). *The Neuropsychology of Anxiety: An Enquiry into the Functions of the Septo-Hippocampal System*. Oxford University Press.
2. Dreschel, N. A., & Granger, D. A. (2009). *Physiological and behavioral reactivity to stress in thunderstorm-phobic dogs and their caregivers*. Applied Animal Behaviour Science, 119(3-4), 181-187.
3. Hiby, E. F., Rooney, N. J., & Bradshaw, J. W. (2004). *Dog training methods: their use, effectiveness and interaction with behaviour and welfare*. Animal Welfare, 13(1), 63-69.
4. Meyer, I., & Ladewig, J. (2008). *The relationship between training methods and the occurrence of behavior problems, as reported by owners, in a population of domestic dogs*. Applied Animal Behaviour Science, 113(3-4), 459-470.
5. Schilder, M. B., & van der Borg, J. A. (2004). *Training dogs with help of the shock collar: short and long term behavioural effects*. Applied Animal Behaviour Science, 85(3-4), 319-334.